Migratie en spiritualiteit. Wat is het verband?

Is er een verband tussen migratie en spiritualiteit? Die vraag stellen is tegelijk de vraag stellen naar het verband tussen migratie en mensheid, tussen mensheid en spiritualiteit…

 

Alleen de naam Josefa al zegt iets over de verschillende verbanden die erin verweven zijn.

Josefa is een unieke naam die verwijst naar een persoon.

Josefa verwijst ook naar het vrouwelijke en onderstreept de gastvrijheid.

In Josefa weerklinkt ook de naam Jozef, zelf een migrant op het kruispunt tussen joods-christelijke en islamitische wegen. Jozef (ɿoi’), zoon van Jacob, wiens verhaal het boek Genesis afsluit (Gn 37-50) is ook een groot profeet (Yusuf) aan wie de Koran een van de langste sura’s (Sura 12) wijdt. Met Jozef worden we in het Nieuwe Testament opnieuw geconfronteerd met het archetype van de uittocht van migrantenfamilies tijdens de vlucht uit Egypte (Mt 2, 13-23).

Naargelang van ieders traditie kunnen de teksten uit heilige geschriften ons op die manier een spiegel voorhouden van de talloze migratiebewegingen die onze menselijke geschiedenis als man, vrouw, zoon, echtegenote, broer, … doorkruisen.

Migratie van een broer …

Met Jozef zijn we getuige van de gedwongen migratie van een broer op wiens oudere broers jaloers zijn. Hij wordt voor een paar muntstukken verkocht en met een Ismaëlitische karavaan meegevoerd naar Egypte. Een met geweld en onredelijkheid afgedwongen migratie. Maar in de woorden van de verteller en ondanks de talloze verplaatsingen en diepgaande veranderingen van de protagonisten in dit verhaal, krijgt zijn migratie een betekenis. Jozef vertelt het zelf: “Het kwade dat jullie met me voor hadden, heeft God ten goede gekeerd ten einde te volbrengen wat vandaag gebeurt: het leven redden van een groot en talrijk volk” (Gn 50, 20).

Migratie van een volk …

Maar er is meer. Als gevolg van de heersende hongersnood, ondergaan Jacob, Jozefs vader, en zijn hele nakomelingschap een ware “economische migratie” naar Egypte, de graanschuur van het gebied. Daar is Jozelf zelf met zijn strategische “landbouwbeleid” de oorzaak van. Uit deze economische migratie komen verschillende generaties voort: “Zo bleven Jozef en de familie van zijn vader in Egypte. En Jozef werd honderdentien jaar oud” (Gn 50, 22). “De Israëlieten vermenigvuldigden zich, werden alsmaar talrijker en machtiger, in zoverre zelfs dat ze het hele land bevolkten” (Ex 1, 7).

Migratie van een volk, creatie van een nieuwe identiteit …

De aanwezigheid van de “ander” kan gezien worden als een bedreiging. Maar ook daar zijn de geschriften voor ons vandaag een opvallende spiegel: “In Egypte komt er een nieuwe koning aan de macht die Jozef niet gekend heeft. Hij zei tot zijn volk: “Het volk van Israël is talrijker en machtiger geworden dan wij. Laten we dan wijze maatregelen nemen om te beletten dat ze nog verder groeien. Want, als er oorlog komt, dan zal het aantal tegenstanders toenemen. Israël zal zich dan tegen ons keren en ons uit het land verdrijven” (Ex 1, 9-10).

Het land verlaten … Israël weet wat dat betekent: de ultieme existentiële migratie, de exodus die God zelf gewild heeft voor de bevrijding van mannen en vrouwen die in slavernij leefden. De exodus, het archetype van een veel diepere bevrijding van de mens die wij allen zijn. “Geen enkele vezel in hem die niet eeuwig op zoek is naar een betere wereld. Een echte menselijke wereld waar begeerte en lust verbannen zijn en waar gerechtigheid heerst” (A. Wénin).

Deze exodus, deze ultieme migratie, tekent het begin van Israël als een volk van het verbond: “Toen Israël Egypte verliet en Jacob terugkeerde van een vreemd volk, werd Juda voor God een heiligdom. Israël werd zijn koninkrijk” (Ps 113 A, 1).

Het volk van het verbond zal er zijn echte identiteit ontdekken. Elke sabbat zal het zich die identiteit herinneren (Dt 5, 15). Wat een impact heeft dat verhaal in de loop der tijden niet gehad! Het draagt de kiem in zich van de juiste houding tot de ander. Gastvrijheid die verankerd ligt in ons migrant-zijn. We kunnen ons in dat verhaal terugvinden. We worden opgeroepen om een persoonlijke keuze te maken in onze houding tot de ander. De dynamiek tussen (het persoonlijke) jij en het (gezamenlijke) jullie.

“De vreemdeling die bij jullie verblijft, zal voor jullie zijn als een landgenoot en jij zal van hem houden zoals jij van jezelf houdt, want ooit was jij vreemdeling in het land van Egypte” (Lv, 19, 33).